Klas 1 t/m 6

De leerkracht

Iedere klas in de onderbouw heeft een vaste leerkracht, die de kinderen van de eerste tot en met de zesde klas (groep 3 t/m 8) begeleidt. Door deze jarenlange verbinding is de leerkracht in de gelegenheid de leerlingen goed te leren kennen en ze optimaal te begeleiden. De kinderen hoeven niet ieder jaar te wennen aan nieuwe meester/juffrouw. De leerstof wordt klassikaal aangeboden, waarbij ieder kind er naar eigen wijze een verbinding mee kan aangaan.

Periode onderwijs

De klassenleerkracht verzorgt in de klas het ‘periode-onderwijs’ gedurende de eerste twee ochtenduren. In blokken van ongeveer vier weken komt een bepaald vak (rekenen, taal, geschiedenis, aardrijkskunde etc.) elke dag intensief aan de orde. Na het afsluiten van een periode wordt dit vak met rust gelaten en krijgt het kind de kans om de opgedane kennis te laten bezinken en te verwerken.

Vaklessen

Na de ochtendpauze krijgen de kinderen vaklessen onder meer voor muziek, handwerken, gymnastiek, euritmie, vreemde talen en handvaardigheid. Deze lessen worden gegeven door hun klassenleerkracht, een andere klassenleerkracht of een vakleerkracht. Het stimuleert de creativiteit van de kinderen en leidt tot brede persoonlijkheidsontwikkeling. Daarnaast zijn er dagelijks terugkerende “oefenuren” , die worden gebruikt voor het oefenen van taal en rekenen.

Kunst en cultuur

In feite is het kunstzinnig/ambachtelijke de grondtoon van het hele leerproces. De leerkracht biedt tijdens het periodeonderwijs de stof op kunstzinnige wijze en toegespitst op zijn klas aan. Hij geeft de leerlingen creatieve verwerkingsopdrachten en besteedt veel aandacht aan de verzorging van het werk.

De “kunstvakken” staan niet op zichzelf maar ten dienste van het hele leerproces. Ze zijn verbonden met het periodeonderwijs, de seizoenen of de vertelstof en ondersteunen de algehele ontwikkeling van het kind.

Vertelstof

In de lagere school ontdekken de kinderen de schoonheid van de wereld in alle facetten. Dat geeft aan de kinderen de moed en de impuls om zélf aan het werk te gaan, om zélf de wereld tegemoet te treden. Gaandeweg gaan de deuren en vensters naar de wereld open. Dit gebeurt onder andere aan de hand van de vertelstof. Nagenoeg dagelijks wordt een verhaal in de klas verteld. Elke klas heeft zijn eigen thema’s, passend bij de ontwikkelingsfase:

1e klas  Sprookjes
2e klas Fabels en legenden
3e klas Het oude testament
4e klas Noorse mythologie
5e klas Oude Culturen en Griekse mythologie
6e klas Romeinse en vroeg-Middeleeuwse verhalen

Geen cijfers maar getuigschrift

Aan het eind van ieder schooljaar maakt de klassenleerkracht een getuigschrift. In het getuigschrift beschrijft de leerkracht voor de ouders de cognitieve, de sociaal-emotionele en kunstzinnige ontwikkeling die een kind in het afgelopen schooljaar heeft doorgemaakt. Speciaal voor het kind maakt de leerkracht een spreuk met een bijbehorende illustratie.

Jaarfeesten

De jaarfeesten die gevierd worden, hebben een nauwe band met de wisselingen in natuur en de kosmos en hebben allemaal ook een diep Christelijk aspect. De wereld waarin wij leven en de daarin verborgen geheimen roepen ook bij de kinderen vaak gevoelens op van verwondering, bewondering en respect. Mede daarop is het belang gebaseerd dat wij hechten aan het vieren van de jaarfeesten. Bij de voorbereiding, uitvoering en viering van de jaarfeesten zijn de ouders vaak intensief betrokken.

St Michael; St Maarten; Sinterklaas;

Advent; Kerstmis; Driekoningen;

Maria Lichtmis; Palmpasen; Pasen

Pinksteren; St Jan